Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 8 De leerlingen vergelijken kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes. LPD 9 De leerlingen vergelijken kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes. LPD 10 De leerlingen benoemen gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes.
Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. De eigenheid van een context laat zich kennen in de vergelijking met andere contexten, in de gelijkenissen en verschillen die naar voor komen. Vaak springen vooral de gelijkenissen in het oog maar het is even belangrijk om oog te hebben voor de verschillen.
Het leerplandoel betreft een vergelijkingsoefening van samenlevingen uit eenzelfde periode en over de bestudeerde historische periodes heen. Van belang is dat leerlingen inzien dat samenlevingen antwoorden geven op omstandigheden waarmee zij worden geconfronteerd volgens de middelen die voorhanden zijn en waarmee ze creatief kunnen omspringen. Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. Het gaat er dus om te onderzoeken waarom mensen ‘toen’ ‘zo’ hebben gehandeld.
Leerlingen maken spontaan vergelijkingen tussen vroeger en vandaag. Vaak doen ze dat echter in clichématige, stereotiepe termen, vanuit een presentistisch perspectief. O.a. dit leerplandoel laat toe daarop in te gaan.
Bij een vergelijking ligt de focus vaak op gelijkenissen en continuïteit, terwijl de verschillen even belangrijk zijn. Die wijzen immers op het eigene van een samenleving of periode, iets wat in historisch denken veel aandacht krijgt. Zo niet dreigt geschiedenis te eindigen in weinig genuanceerde lessen of in wetmatigheden die een vals gevoel van houvast geven.
De leerlingen D’ en D zetten in op de verdieping van het historisch leren redeneren Ze moeten verder gaan dan het benoemen van gelijkenissen en verschillen, maar ze moeten komen tot verklaringsfactoren.
Probeer ook hier een evenwicht te bewaken tussen de verschillende domeinen van het referentiekader.
Bijvoorbeeld met betrekking tot dekolonisatie zou je een vergelijking kunnen maken tussen het dekolonisatieproces van Afrikaanse en Aziatische landen. Traditiegetrouw behandelen leraren deze afzonderlijk, maar een vergelijking tussen beide is zeker waardevol. Neem dit op tijdens een lessenreeks en vernauw het niet tot een examenvraag bijvoorbeeld. Laat leerlingen toe om dit te oefenen tijdens de lessen, op taken, al dan niet met behulp van een schrijfkader, zoals hieronder in een voorbeeld genoteerd.
Hoewel … en … verschillend zijn, lijken ze op sommige punten heel erg op elkaar. Ze hebben bijvoorbeeld allebei …
Een andere overeenkomst is dat …
De … is dezelfde als …
Ze lijken ook op elkaar omdat …
Ten slotte zijn ze allebei …
Een ander voorbeeld heeft betrekking op een vergelijking tussen nationalistische bewegingen en hun kijk op kunst en cultuur. Vertrek ook hier van verschillende bronnen. Je kunt leerlingen zelf enkele bronnen geven en vervolgens moeten ze nog op zoek naar een bijkomende bron die bruikbaar, betrouwbaar en representatief is in functie van de historische vraag. In deze context is het zeker mogelijk om tal van visuele bronnen in te zetten. Op deze manier worden leerinhouden aanschouwelijk gemaakt en dat kan het leerproces van leerlingen ten goede komen.
Ook actualiteit kan voor leerlingen van de derde graad ook een interessant perspectief bieden. Een uitdagend voorbeeld betreft migratie. Je kunt leerlingen op basis van bronnen redenen voor migratie laten vergelijken in de jaren ‘50 en ‘90 voor een bepaalde regio.